Eenieder die een woning in een appartementencomplex koopt, wordt van rechtswege lid van een Vereniging van eigenaars (VvE). Dit is bepaald in artikel 5:125 lid 2 BW. Indien een VvE ontstaat, kan de vergadering van eigenaars (dit is het hoogste orgaan binnen de VvE, welke de belangrijke beslissingen neemt op basis van stemmen) een huishoudelijk reglement vaststellen. In dit reglement kunnen onderwerpen worden geregeld zoals het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken. Ingevolge artikel 5:128 BW kan een huishoudelijk reglement immers betrekking hebben op gemeenschappelijke ruimten.
In een huishoudelijk reglement wordt regelmatig een huisdierenverbod overeengekomen. Een huisdierenverbod ziet echter op privégedeelten en niet op gemeenschappelijke ruimten. De Hoge Raad heeft op 10 maart 1995 bepaald (zie NJ 1996, 594) dat regels voor het gebruik van privégedeelten óók in het huishoudelijk reglement kunnen worden opgenomen, mits de splitsingsakte dat mogelijk maakt. De Hoge Raad oordeelde destijds als volgt: “blijkens artikel 5:112 lid 4 BW kan het splitsingsreglement een regeling inhouden omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van gedeelten die als afzonderlijk geheel worden gebruikt.” De Hoge Raad oordeelde destijds eveneens dat: “(…) van de privégedeelten kunnen regels van orde ook in het huishoudelijk reglement worden gegeven, mits het splitsingsreglement daartoe uitdrukkelijk de mogelijkheid opent.”
Aangezien huishoudelijke reglementen alléén regels van orde konden opnemen, was het de vraag of een huisdierenverbod een regel van orde was. Deze vraag lag voor bij het Gerechtshof Den Bosch in 2019. Destijds oordeelde het hof dat het opnemen van een honden- en kattenverbod niet als een regel van orde kwalificeert.
De vraag is thans of deze lijn nog steeds wordt voortgezet. In een uitspraak van 9 juni 2021 wordt deze vraag bevestigend beantwoord. Dit betreft een zaak tussen een VvE en een eigenaar van een appartement. In de splitsingsakte werd aangegeven dat het gebruik van privégedeelten bij huishoudelijk regelement nader kan worden geregeld. In het zevende artikel van dit huishoudelijk reglement werd opgenomen dat het houden van honden en katten niet zou zijn toegestaan. De eigenaresse van het appartement (eiseres in de zaak), had de VvE verzocht het verbod op het houden van honden en katten in te trekken. De VvE liet haar vervolgens echter weten dat dit verzoek niet werd ingewilligd. Met als gevolg dat de eigenaresse, de VvE had gedagvaard.
Eiseres betoogde dat het huisdierenverbod nietig zou zijn. Dit werd door de VvE betwist. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres gehouden is tot naleving van het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement van de VvE. Onder verwijzing van het voornoemde arrest van 2019, oordeelde de rechtbank voorts dat het huisdierenverbod nietig is. De rechtbank zag verder geen aanleiding om af te wijken van die lijn van 2019. De vordering van eiseres werd daardoor toegewezen.
Met deze uitspraak staat aldus vast dat – ondanks het feit dat de lijn over een huisdierenverbod al vaker is veranderd – de lijn zoals hierboven genoemd thans nog steeds vaststaat. Dit betekent dan ook dat een huisdierenverbod niet als regel van orde kwalificeert en daardoor niet in het huishoudelijk reglement kan worden opgenomen. Een verbod op het hebben van huisdieren kan dus alleen in het splitsingsreglement. Staat zo’n verbod daar niet in, dan kan de VvE huisdieren ook niet verbieden in het huishoudelijk reglement.