Indien een debiteur failliet is verklaard en een schuldeiser een vordering op diegene had dan is het niet geheel vanzelfsprekend dat die vordering zal worden voldaan. De opbrengst van het vermogen van de failliet is immers meestal niet toereikend om iedere schuldeiser te betalen. Elke schuldeiser moet worden betaald naar evenredigheid van de grootte van het vorderingsrecht. Althans, dit is de hoofdregel. Deze hoofdregel kan namelijk worden doorbroken voor zover een schuldeiser een aan de wet ontleende voorrangspositie inneemt. Deze voorrangspositie komt toe aan pandhouders, hypotheekhouders (artikel 3:227 BW), schuldeisers die zich op een privilege kunnen beroepen (bijvoorbeeld artikel 21 Invorderingswet) of schuldeisers die feitelijk preferent zijn. Indien een schuldeiser te maken krijgt met het faillissement van een debiteur waar een vordering op bestaat, dan is het handig om na te gaan in welke positie u als schuldeiser verkeert om de kans op betaling van de vordering te vergroten.